De oorsprong van het theater

Theater in het oude Griekenland 

Het theater van het oude Griekenland is erg belangrijk geweest voor het huidige westerse theater. Het was op zijn best van 550 tot 220 voor Christus. Het was het begin van het moderne westerse theater, en sommige oude Griekse toneelstukken worden vandaag de dag nog steeds uitgevoerd. Zij bedachten de genres tragedie (aan het eind van de 6e eeuw voor Christus), komedie (486 voor Christus) en stukken met satire.
Alleen mannen mochten acteur zijn. Het koor bestond uit mannen, net zoals de acteurs en het publiek. Eigenlijk moesten ze ook burgers van Athene zijn, wat alleen van toepassing was op vrij-geboren mannen plus een klein aantal speciale gevallen. De acteurs droegen maskers, zodat de mensen zouden weten welke persoon (rol) de acteur speelde.


Oorsprong

De Grieken waren zeer gelovige mensen en vereerden hun goden op verschillende manieren zoals bv. door spelen, feesten, offers,…

Ter ere van de wijngod Dionysus werden de Dionysieën gehouden.Dat waren feesten waarbij een groep verklede mannen al zingend en dansend in de straten rondtrokken. Ze zongen over verschillende aspecten van het leven. Uit die liederen kwamen dan de toneelstukken; tragedies en komedies. De oorsprong van het moderne theater kan teruggevoerd worden op de ‘dithyramben’ ( dit waren gedanste koorliederen) die gezongen werden (door een koor van 50 mannen) rond het altaar van Dionysus, de god van de wijn. De cultus van Dionysus, en de feesten die te zijner ere werden gehouden, worden beschouwd als de oorsprong van de Griekse tragedie. 


Thespis

De eer van het inluiden van het theater wordt toegeschreven aan Thespis. Die kreeg in 535 v. Chr. de
opdracht de grootse zes dagen durende Dionysos-feesten te organiseren. Hij stapte uit het koor
(aanvankelijk bestond dit uit vijftig leden geleid door een priester) en maakte van de dienst een vraagen antwoordspel. In de gedaante van de god of held wiens daden gevierd werden ging hij in dialoog met het koor.
Zo ontstond de nieuwe kunstvorm : de tragodia waarbij tegenover het koor (als bokken uitgedoste
zangers) een tegenspeler werd geplaatst: de hypokriteis = ‘hij die doet alsof, de speler’
Later werd het aantal acteurs uitgebreid. (van 1 = protagonist nr. 2 = antagonist)
                                                                 (van 1 = protagonist nr. 2 = deuteragonist
                                                                                                   nr. 3 = tritagonist)

Er werden op de festivals, die vaak een week duurden, vier stukken per dag gespeeld: drie tragedies en één komedie. Er moeten dus heel veel toneelstukken geschreven zijn. Er zijn er helaas maar 32 overgeleverd: van Sophocles, Aeschylos en Euripides. Ze leefden allemaal in de vijfde eeuw voor Christus, de bloeitijd van het Griekse theater.